De moeraswallaby is een soort kangoeroe. Daarvan leven zo’n 65 soorten in Australië, Tasmanië en Nieuw Guinea. Kangoeroes zijn buideldieren. De buideldieren vormen in de dierensystematiek een vrij vroege aftakking van de zoogdieren. In tegenstelling tot hogere zoogdieren hebben ze een zeer eenvoudige placenta en een extreem korte draagtijd. De jongen zijn bij de geboorte piepklein en zien eruit als een embryootje. Ze ontwikkelen zich na de geboorte nog maandenlang verder in de veilige buidel. In Burgers’ Zoo zijn de moeraswallaby’s de enige buideldieren.
Wie aan kangoeroes denkt, denkt aan springen! De achterpoten van kangoeroes zijn heel gespierd en lang. Als ze zich langzaam voortbewegen, zetten ze de voorpoten op de grond, steunen op hun staart en maken een klein hupje met de achterpoten. Maar als ze zich op grotere snelheid willen verplaatsen, maken ze enorme sprongen. Daarbij raken alleen de achterpoten de grond. Door speciale elastische pezen in de achterpoten is voor kangoeroes het springen naar verhouding een energiezuinige manier om zich snel en over grotere afstanden te verplaatsen.
Vrouwtjes moeraswallaby’s planten zich als het ware aan de lopende band voort. Zeer buitengewoon is het feit dat het vrouwtje al vóór de bevalling van het ene jong alweer drachtig raakt van het volgende! Een jong wordt na een dikke maand in de baarmoeder naakt en blind geboren, kruipt dan naar de buidel en verblijft daar nog 8 tot 9 maanden. Zolang het goed gaat met dit jong, wordt de ontwikkeling van het jongere broertje of zusje in de baarmoeder ‘on hold’ gezet. Overlijdt het jong, dan wordt heel snel de opvolger geboren; er hoeft dan niet opnieuw een mannetje aan te pas te komen om een nieuw jong te verwekken!
Australië is al lang gescheiden van de overige landmassa’s op aarde. Van oorsprong komen er geen hogere zoogdieren op dit continent voor. De buideldieren in al hun variatie hebben de meest uiteenlopende ecologische niches bezet. De meeste kangoeroes leven op de grond en eten grassen, bladeren en boomschors. Ze vervullen daarmee de taak die herten, buffels of antilopen in de graslanden van andere regio’s vervullen.
Moeraswallabys leven in bossen, aan bosranden en in graslanden met struikgewas. Ook in mangrovebossen komen ze wel eens voor, en in nattere gebieden. In het oosten van Australië is er nog een vrij grote populatie, alhoewel hun natuurlijk habitat door mensen kleiner is geworden en in soortensamenstelling is veranderd. Moeraswallaby’s lusten gelukkig ook niet-inheemse plantensoorten. Ze zijn dan ook niet met uitsterven bedreigd. Toch wil men deze soort voor dierentuinen behouden en daarom is er een gecoördineerd fokprogramma voor moeraswallaby’s.
De moeraswallaby’s zijn een voorbeeld voor een diersoort die in de natuur meer solitair leeft, maar in dierentuinen haar sociale kant laat zien. Ook in het wild zie je deze dieren in groepjes rondom goede voedselbronnen samenscholen. Als er genoeg voedsel aanwezig is, vinden deze dieren het geen probleem om in een groep te worden gehouden.
De verzorgers brengen één keer per dag vers voedsel voor de moeraswallaby’s. De wallaby’s krijgen speciale kangoeroe-brokken, hooi en wilgentakken. Van het hooi en de takken kunnen ze urenlang eten.
Moeraswallaby’s zijn goed bestand tegen ons klimaat. In de koudste periode van het jaar maken ze graag gebruik van hun schuilgrotje, waar ze over vloerverwarming beschikken.