Op de voorpagina van het novembernummer van Ziezoo stond een foto van een nieuwe kangoeroesoort in de collectie; de moeraswallabie; een soort uit het oosten van Australië.
Op de voorpagina van het novembernummer van Ziezoo stond een foto van een nieuwe kangoeroesoort in de collectie; de moeraswallabie; een soort uit het oosten van Australië. Daar loopt, evenwijdig aan de kust, een bergketen, the Great Dividing Range, die het droge Australische binnenland scheidt van het veel vochtiger klimaat langs de kust. Overal in deze kuststrook waar de vegetatie dicht genoeg is voor moeraswallabies om zich in te verschuilen, is deze soort vinden.
Moeraswallabies zijn buitenbeentjes in de kangoeroefamilie. De meeste verschillen hebben te maken met het dieet van deze dieren. Kangoeroes eten vooral gras, moeraswallabies leggen zich juist toe op het stugge blad van veel soorten struiken. Als echte bladeters hebben ze zelfs geen probleem met verschillende plantensoorten die als uiterst giftig bekend staan. Een aanpassing die we bijvoorbeeld ook kennen van bladetende apensoorten.
Ook het gebit van deze soort is anders dan bij de overige kangoeroe’s. Eén van de kiezen is extra groot en breed, en uitermate geschikt om het stugge voedsel mee klein te ‘snijden’. In tegenstelling tot wat bij kangoeroes normaal is, wordt die speciale kies ook niet gewisseld.
Op het gebied van de voortplanting is bij kangoeroes juist de Bennet’s wallabie, de soort die nu plaats heeft moeten maken, uitzonderlijk. Ze hebben een geboorteseizoen en krijgen dus maar één jong per jaar. Andere kangoeroesoorten, en dat geldt ook voor moeraswallabies, zijn wat hun voortplanting betreft niet seizoensgebonden. In elke tijd van het jaar kan het gebeuren dat er een jong geboren wordt. Zo’n jong is maar een miniem schepseltje. Zelfs het jong van reuzenkangoeroes is nauwelijks groter dan een hommel. Het baant zich een weg door de vacht van moeder naar de buidel, zuigt zich daar vast aan een tepel en daar vindt dan de verdere ontwikkeling plaats. Pas maanden later is voor het eerst een kopje te zien dat uit de buidel steekt, en dan duurt het nog een hele tijd voordat het jong zo nu en dan helemaal de buidel verlaat. Bij moeraswallabies gebeurt dat pas als het jong al acht tot negen maanden oud is.
Een volgend jong zit dan vaak al in de buidel. Kort na de geboorte van het eerste jong vinden er zelfs al weer paringen plaats. In een heel vroeg stadium wordt de ontwikkeling van het nieuwe embryo dan stopgezet. Pas als het eerste jong veel verder is in z’n ontwikkeling en zo nu en dan uit de buidel kijkt, groeit het tweede ‘jong’ verder , wordt geboren en zuigt zich vast aan een tweede tepel. Het is dus heel gewoon dat een kangoeroemoeder twee jongen tegelijk in de buidel heeft, die erg in grootte verschillen. De melk voor die twee jongen verschilt zelfs van samenstelling!
Moeraswallabies volgen deze ‘algemene’ methode van kangoeroes, met dien verstande, dat de paringen voor een volgend jong zelfs al plaats vinden vóór de geboorte van het eerste jong.
De moeraswallabiemoeder heeft dan zelfs tegelijkertijd twee embryo’s in verschillende stadia van ontwikkeling in de baarmoeder!