Toen we zo'n 14 jaar geleden begonnen met planten te verzamelen voor de Bush was de tropische kas van het instituut voor Plantensystematiek in Wageningen een van onze hofleveranciers. Dit instituut is gespecialiseerd in onderzoek naar Afrikaanse planten en uiteraard waren de meeste soorten die we van hen kregen dan ook Afrikaans. Naast bomen en struiken was er ook een aantal kruiden bij. Bij kruiden denken we meestal aan plantjes die je in je tuin zet voor bloemen of die je er juist uit gooit omdat ze volgens jou eigenlijk 'on'kruiden zijn of je gedachten gaan uit naar de keuken waar je dan alleen de blaadjes van sommige van deze planten kunt vinden. Maar in een regenwoud ligt dat soms anders. Kruiden kunnen daar reusachtige afmetingen bereiken. Zolang de plant maar geen houtige stammetjes maakt, heten ze kruid en zo komt het dat een bananenboom eigenlijk helemaal geen boom is maar eerder een bananenkruid omdat de stam helemaal geen hout bevat! Er is in een regenwoud een flink aantal kruidachtigen dat meer dan manshoog wordt met enorme bladeren. In de Bush zijn er heel wat voorbeelden van te vinden, onder andere in het centrale, Afrikaanse, gedeelte.
Uit Wageningen ontvingen we voor deze sectie een paar familieleden van het bekende tiengebodenplantje. Dat is een kamerplantje met zwarte vlekken op het blad. 's Avonds vouwt het zijn bladeren omhoog in een soort slaapstand. Dat laatste doen die tropische familieleden ook. Ze hebben bladstelen die bij de grond beginnen en een meter of twee omhoog staan. Bij de grootste soort, die bijvoorbeeld rond de Pygmeeënhut groeit, gaan deze over in een bladschijf van meer dan een halve meter. De naam is megaphrynium, wat zoveel betekent als: plant met heel groot blad. Die bladeren gebruiken de Pygmeeën voor de dakconstructie van hun hut en dat hebben wij natuurlijk nagedaan. Hij bloeit hoog boven de grond en draagt daar dus ook vruchten: rode, kogelronde bessen.
Een kleinere soort groeit daar ook in de buurt en als je oppervlakkig kijkt zie je eigenlijk alleen maar dat alles wat kleiner is. Maar dan valt misschien op dat deze soort de bloemen vlak bij de grond vormt: kleine witte bloempjes. De vruchten hangen/liggen dus ook op de grond en die zijn totaal anders. Ze zijn vlezig, driehoekig een aanvankelijk bruin. Die zie je dus pas als je er naar zoekt. Maar als ze rijpen worden ze fel oranjerood en dan vallen ze wel degelijk op.
Meestal heeft zo'n opvallende kleur een functie. Ze trekken de aandacht en rood wordt door vooral veel vogels goed gezien. De vrucht vraagt er dus als het ware om gegeten te worden.
In de Bush werkt dat overigens niet. Ik heb nog nooit een vogel in zo'n grote driehoek zien openen. Het verst kwam een kroonduif die ik er eens op heb zien pikken maar die hield het toch al gauw voor gezien. De vruchten zijn dan ook tamelijk stevig gebouwd en beslist niet erg sappig. Toch zou het voor dieren aantrekkelijk kunnen zijn om ze te openen want er zitten grote glanzende zwarte zaden in en wat vruchtvlees dat op onze tong een mierzoete smaak achterlaat die je niet snel kwijtraakt.
Onderzoekers hebben dit natuurlijk onderzocht en tot hun verwondering ontdekten ze dat het geen suiker was dat zo zoet smaakte maar een eiwit! De plant heet Taumatococcus en dus werd het eiwit taumatine genoemd. Hoewel deze stof eigenlijk al vrij lang bekend is, is er nooit een commerciële bioloog geweest die deze stof heeft toegepast in zoetstoffen voor menselijke consumptie.
Maar daar is nu verandering in gekomen. Sinds kort si er op televisie een reclame waarin een van onze Bush-Taumatococcen figureert met prachtig rode vruchten voor een natuurlijke nieuwe zoetstof op basis dus van dit eiwit. Wellicht interessant voor diabetici.
Waarom nu pas? Moeilijk te zeggen. Het gebeurt wel vaker dat goed bruikbare plantproducten door een kleine groep mensen wordt benut en dat dan soms na eeuwen iemand ineens ontdekt dat we hier met z'n alleen al veel eerder gebruik van hadden kunnen maken. Er is zelfs nu een wetenschappelijke tak aan gewijd: ethnobotanie. Deze wetenschappers onderzoeken het plantgebruik bij inheemse volken in de hoop nieuwe medicijnen of andere nuttige stoffen in planten aan te treffen.
Bij taumatococcus komt er nog bij dat de plant in kassen nauwelijks tot vruchtvorming overgaat. Voor zover ik weet zijn onze Bushplanten hierin vrij uniek. We hebben al heel wat zaden en stekken aan botanische tuinen afgegeven maar nergens doen ze het. Ze laten zich dus blijkbaar niet zo gemakkelijk aanzetten tot vruchtproductie (althans in Europa). Wanneer dat zo blijft moet er dus in het Afrikaanse oerwoud geoogst worden. Dat levert ecologisch niet zulke grote risico's op omdat bij de oogst de moederplant blijft staan en omdat de stof zo ongelooflijk zoet is dat je met weinig vruchten veel zoetstof kan produceren. Bovendien kan dit voor een Afrikaans land een interessante bron van inkomsten en werkgelegenheid worden.
Al met al is Taumatococcus zo een voorbeeld van een plant uit het regenwoud met nog nauwelijks gebruikte mogelijkheden zoals er waarschijnlijk nog duizenden ontdekt zouden kunnen worden zolang er tenminste nog regenwouden in Afrika bestaan.
Sinds april vliegen er twee opvallende nieuwe vogels in Burgers’ Bush. Het gaat om twee mannetjes zw…
27 augustus 2024
Het jaarthema van 2024 van de Nederlandse Verenging van Botanische Tuinen luidt ‘insecten’. Een soor…
19 februari 2024
Een dierentuin is een boeiende organisatie. De meest uiteenlopende dieren en planten moeten goed ver…
12 januari 2024