Deze soort loopt al een paar jaar op onze savanne rond. Dat we er nu hier aandacht aan besteden, heeft te maken met de geboorte van een jong in mei dit jaar. Het is de eerste geboorte van een Oost-Afrikaanse spiesbok in Burgers’ Zoo. Een vrouwtje kan vanaf haar tweede levensjaar een jong werpen en dat heeft ze hier ook netjes gedaan. Het jonge dier is een bok.
De jongen zijn afleggers zoals dat heet. Vlak voor de geboorte zondert de moeder zich af van de groep en zoekt een geschikte plaats om het jong te werpen. In sommige gevallen kan een pasgeboren spiesbok wel tot zes weken in zijn eentje op die plaats blijven liggen. Het dier wordt dan een paar keer per dag door de moeder opgezocht om het te laten drinken. Vaker gebeurt het echter dat de jongen vanaf een week worden opgenomen in een crèche van leeftijdsgenoten. De moeders zijn niet de hele tijd bij die crèche aanwezig, maar blijven wel in de buurt. Zo’n groep jonge dieren kan wel een jaar bij elkaar blijven. Jongen kunnen het hele jaar geboren worden, na een draagtijd van 8,5 maand.
De Oost-Afrikaanse spiesbok is ontzettend goed aangepast aan droge landschappen. Net als de kameel beschikt het dier over fysieke eigenschappen die verlies van vocht tegengaan. Per 100 kg lichaamsgewicht heeft een spiesbok maar drie liter water per dag nodig. Vochtverlies wordt tegengegaan door zeer geconcentreerde urine te produceren. Ook wordt in de darm vrijwel al het vocht geabsorbeerd, waardoor ze droge mest produceren. Opvallend is dat zijn normale lichaamstemperatuur van 35,7⁰ C kan oplopen naar wel 45⁰ C, zonder schadelijke gevolgen. De dieren foerageren voornamelijk in de vroege ochtend en in de nacht. Dat zijn de momenten waarop het gras het meeste vocht bevat.
De Oost-Afrikaanse spiesbokken onderscheiden zich van andere antilopen doordat ze gemengde kuddes vormen van volwassen mannetjes en vrouwtjes. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het droge gebied waarin ze leven en de grote afstanden die door de dieren kunnen worden afgelegd. Andere observatoren geven aan dat de dieren wel territoriaal zijn en minder grote afstanden afleggen dan werd aangenomen. Al met al mag duidelijk zijn dat we nog lang niet alles van deze mooie diersoort weten. Er is meer onderzoek nodig om het gedrag van deze dieren op een goede manier te kunnen beoordelen.
We zijn blij met het jong, omdat we daarmee een bijdrage leveren aan het populatie-managementprogramma EEP dat door de dierentuin van Praag wordt beheerd. Op de Rode Lijst wordt de soort als bedreigd ingeschaald. De populatie in de Europese dierentuinen komt maar net boven de 40 dieren uit. Vandaar dat dit jong ook een waardevolle bijdrage vormt. Hopelijk wordt het net zo’n succesverhaal als het programma voor de Arabische oryx. De internationale natuurorganisatie IUCN ziet dit als één van de best geslaagde herintroductieprogramma’s ooit: van ‘uitgestorven in het wild’ in 1972 naar ‘kwetsbaar’ met een populatie van een paar duizend dieren dankzij een fokprogramma en herintroductie.