Toerako’s zijn vogels die altijd veel aandacht trekken: ze zijn levendig, hebben heel aparte kleuren en doen op de één of ander manier denken aan iets zachts. Hoewel ze in veel vogelcollecties voorkomen, doen lang niet alle soorten het goed. En ook in het wild (Afrika) zijn er problemen.
Voor biologen zijn toerako’s interessante vogels. Sinds de tijd van Linnaeus (± 1750) zijn toerako’s bij de koekoeken ingedeeld, omdat men een overeenkomst in de tenen zag. Vrijwel alle vogels hebben één teen naar achteren en drie naar voren maar koekoeken hebben twee tenen naar voren en twee tenen naar achteren. Toerako’s kunnen kiezen: ze hebben namelijk een zogenaamde ‘keerteen’ die ze naar believen naar voren of naar achteren kunnen keren. Als ze hem naar achteren plaatsen, lijken ze dus op een koekoek. Er zijn echter zoveel verschillen met de koekoeken dat toerako’s in een heel aparte groep worden geplaatst.
De veren zijn ook interessant. Op de kop en de borst hebben de veren een losse structuur waardoor ze bijna op haren gaan lijken. Dat geeft ze iets zachts, iets wolligs. Maar bovenop de kop zijn het juist stijve veren die overeind gezet kunnen worden in een opvallende kuif. De kleur van de veren is ook apart. Vrijwel alle toerako’s hebben groene en rode veren. Dat zijn geen unieke kleuren voor vogels, maar bij toerako’s worden ze veroorzaakt door unieke, koperhoudende pigmenten: het groene turacoverdine en het rode turacine waarbij het groen de overhand heeft.
De opvallende rode kleur zit vooral op en rond de kop en in de vleugelslagpennen. Bij rust zijn die slagpennen verstopt onder andere veren, maar bij het vliegen komen ze plots tevoorschijn en vallen dan sterk op. Zodra de vogel (na de meestal korte vlucht) weer geland is, bergt hij zijn ‘rode vlag’ weer onder de groene veren en wordt weer bijna onvindbaar tussen het gebladerte.
Vanaf 1975 hebben we witwangtoerako’s in de collectie. Vroeger alleen op de vogelafdeling, later ook in de Bush. Na wat aanloopproblemen is de kweek goed op gang gekomen. We hebben er nu 144 uit het ei zien komen! In 2000 zijn er ook (weer) roodkuiftoerako’s bijgekomen. Eerst weer op de vogelafdeling, later in de Bush. En ook hier hebben we wat aanloopproblemen gehad, maar de kweek komt nu op gang: er zijn inmiddels al zes vogels naar andere parken verstuurd. Omdat roodkuiven minder talrijk zijn in zowel dierentuinen als in het wild, hebben we onlangs besloten om alleen met de roodkuiven door te gaan.
In de Bush doen beide soorten het goed. Hoewel ze territoriaal zijn en hun nest en jongen energiek verdedigen, kunnen er toch een aantal bij elkaar gehouden worden in deze grote ruimte. Het nest wordt overigens meestal goed verstopt. Het is doorgaans een slordig bouwsel en daar loop je niet mee te koop, toch? Beide soorten leven in de galerijbossen en rivierbegeleidende bossen op savannes. Omdat deze bostypen veel gekapt worden, verdwijnt hun natuurlijk leefgebied op veel plaatsen (Angola voor de roodkuiven).