De mantichora (of manticora) is een fabeldier uit de Perzische mythologie. De naam van dit gevreesde monster komt uit het Perzisch en betekent ‘menseneter’. Het monster wordt zowel mannelijk als vrouwelijk afgebeeld. De mantichora is zo groot als een forse leeuw en heeft een vermiljoenkleurige vacht met blauwe ogen. Het gezicht en de oren zijn menselijk, maar in zijn bek zitten drie rijen tanden. Zijn lichaam is van een leeuw. Hij wordt ook regelmatig afgebeeld met vleermuisvleugels. Op zijn hoofd en schorpioenachtige staart groeien dodelijke stekels. De mantichora is snel en sterk en springt overal overheen. Hij schiet zijn stekels als pijlen af op zijn slachtoffers en die stekels groeien dan meteen weer terug. Zijn stem is misleidend en lijkt op het geluid dat ergens het midden houdt tussen dat van een panfluit en een trompet. Slachtoffers worden met huid en haar verslonden: ook alle botten eet de mantichora op.
In de loop der tijd zijn er verhalen verschenen die reppen over een grote variatie aan verschijningsvormen van de mantichora, Zo wordt de mantichora beschreven met een woeste en wrede kop, maar ook juist met een keurig gekapt herenhoofd of een aantrekkelijk gezicht van een jonge vrouw. Sommige bronnen hebben het juist over een rimpelig kabouterhoofd. In alle variaties blijven de drie rijen scherpe tanden echter telkens terugkeren.
Pas vooral op voor de staart van de mantichora! Deze is namelijk bezet met vlijmscherpe, giftige stekels die hij onafgebroken als pijlen kan afschieten. Voor iedere afgeschoten stekel komt direct een nieuwe in de plaats. Tot de uitvinding van het geweer was het dan ook bijna onmogelijk om dit monster te bestrijden.
Volgens diverse verhalen zouden jonge mantichora’s getemd kunnen worden. Voordat de stekels aan de staart zich verder ontwikkelen, moet je deze met een steen verbrijzelen. De jonge mantichora’s zouden vervolgens als ongevaarlijke dieren gehouden kunnen worden.
Het enige dier dat zijn aanval kan weerstaan, is de olifant. Mantichora-jagers rijden dan ook op olifanten. Het vermoeden bestaat dat de mantichora afgeleid zou kunnen zijn van de Bengaalse tijger. Zijn vacht kan namelijk rood lijken als de zon er fel op schijnt en tijgers bezitten ook een enorme sprongkracht. Olifanten worden al jaren geleden door maharadja’s gebruikt om op tijgers te jagen. De menselijke jager zit dan hoog en droog op de rug van de olifant, die zich bovendien makkelijk door ongerept terrein kan verplaatsen vanwege zijn kracht en omvang.
De Hindoegod Narashima, die bekend staat als de ‘manleeuw’ en de vierde visuele representatie van de god Visjnoe is, wordt ook afgebeeld als een mantichora.
Harpijen hebben volgens de meeste bronnen het bovenlijf en het afstotelijke gelaat van een uitgemerg…
4 dagen geleden
Griffioenen zijn van hun voorzijde een adelaar, maar van hun achterzijde een leeuw. Symbolisch zoude…
15 februari 2025
We hebben woensdagochtend 12 februari 2025 om welzijnsredenen afscheid genomen van een hoogbejaarde…
12 februari 2025